Brilique® ticagrelor
Brilique (ticagrelor) is een orale plaatjesaggregatieremmer voor de behandeling van acuut coronair syndroom (ACS) in een chemische klasse genaamd cyclopentyltriazolopyrimidines (CPTP's). Het is de eerste reversibel bindende, orale adenosinedifosfaat (ADP) receptorantagonist. Brilique is de enige P2Y12-blokker die goedgekeurd is voor bescherming van patiënten tegen herhaalde CV-voorvallen* in zowel de setting van acute als de langetermijnbehandeling.1,4,5
*Het samengestelde primaire eindpunt van de PLATO (1 jaar) en PEGASUS (maximaal 3 jaar) studies was het eerste optreden van CV-overlijden, MI of beroerte2,3
De Brilique 60mg verpakking wordt niet meer terugbetaald in België, maar blijft wel beschikbaar.
Klinische studies
PLATO
Opzet van de studie
BRILIQUE 90 mg gelijktijdig toegediend met acetylsalicylzuur (ASZ) is gedurende 12 maanden geïndiceerd voor de preventie van atherotrombotische voorvallen bij volwassen patiënten met acuut coronair syndroom (ACS)3
Opzet van de PLATO studie3
*STEMI-patiënten voor primaire PCI werden gerandomiseerd, maar hebben eventueel geen PCI ontvangen
†Een oplaaddosis van 300 mg clopidogrel was toegestaan bij patiënten die niet eerder met clopidogrel werden behandeld, met een aanvullende 300 mg toegestaan naar het oordeel van de onderzoeker
‡Het onderzoek PLATO breidde de definitie van ernstige bloeding uit om inclusiever te zijn in vergelijking met eerdere onderzoeken met ACS-patiënten. Het primair veiligheidseindpunt was het eerste optreden van enig ernstig bloedingsvoorval
Ernstige fatale of levensbedreigende bloeding: Klinisch waargenomen met >50 g/l afname van het hemoglobine of ≥4 eenheden rode bloedcellen transfusie; of fataal; of intracraniaal; of intrapericardiaal met harttamponade; of met hypovolemische shock of ernstige hypotensie waarbij toediening van vasopressoren of chirurgie noodzakelijk is. Overig ernstig: Klinisch waargenomen met 30-50 g/l afname van het hemoglobine of 2-3 eenheden rode bloedcellen transfusie; of ernstig invaliderend3
Hiërarchische testen van belangrijke werkzaamheidseindpunten in PLATO3
*De percentages zijn KM-schattingen van het percentage van het eindpunt op 12 maanden. Patiënten kunnen meer dan één type eindpunt hebben.
✝ Met Cox-regressieanalyse waarbij behandeling als factor werd gebruikt.
Werkzaamheidseindpunten in PLATO3
- De primaire werkzaamheidseindpunten in PLATO waren de samenstelling van CV-mortaliteit, MI en beroerte
- Een van de secundaire werkzaamheidseindpunten in PLATO was de samenstelling van totale mortaliteit, MI en beroerte
Werkzaamheid
Aangetoonde CV-bescherming: Twee grote resultaatonderzoeken, ~40.000 patiënten2,3
Primair werkzaamheidseindpunt: CV-overlijden, MI of beroerte na 12 maanden3
PLATO toonde een vroege en duurzame vermindering aan van herhaalde CV-voorvallen (samenstelling van CV-overlijden, MI en beroerte) op 12 maanden bij ACS-patiënten die BRILIQUE 90 mg innemen in vergelijking met clopidogrel3
Veiligheid BRILIQUE 90mg:
In het onderzoek PLATO toonde BRILIQUE 90 mg geen toename aan van totale ernstige bloedingen vergeleken met clopidogrel (11,6% t.o.v. 11,2%; p=0,43)3
Niet-CABG-gerelateerde ernstige bloeding was hoger bij BRILIQUE 90 mg vergeleken met clopidogrel (4,5% t.o.v. 3,8%; p=0,03)3
Primair veiligheidseindpunt voor PLATO: Brilique toonde na 12 maanden geen aanzienlijke toename aan van totale ernstige bloedingen vergeleken met clopidogrel3
Overgenomen uit Wallentin et al. 20093
ARR = absolute risicoreductie; RRR = relatieve risicoreductie, HR = hazard ratio (risicoverhouding)
Alle patiënten hadden een achtergrond van aspirinebehandeling
In het gehele onderzoek PLATO toonde BRILIQUE 90 mg een relatieve risicovermindering van 21% aan voor CV-mortaliteit vergeleken met clopidogrel
In het gehele onderzoek PLATO toonde clopidogrel een relatieve toename van 27% aan in CV-mortaliteit vergeleken met BRILIQUE 90 mg (5,1% voor clopidogrel t.o.v. 4,0% voor BRILIQUE 90 mg, HR 0,79 95% BI 0,69–0,91; p=0,001)3
Secundaire werkzaamheidseindpunten: CV-mortaliteit op 12 maanden3
Overgenomen uit Wallentin L et al. N Engl J Med 2009; 361: 1045-1057. Aanvullende informatie.3
Alle patiënten hadden een achtergrond van aspirinebehandeling